„schuiven“: werkwoord schuiven [ˈsxœyv̊ə(n)]werkwoord | Verb v <ook | aucha.zijn hulpwerkwoord zijn | Hilfsverb zn> Panoramica di tutte le traduzion (Fai clic sulla/Tocca traduzione per maggiori dettagli) schieben, rücken, rutschen, rauchen, blechen, bezahlen schieben schuiven schuiven rücken schuiven schuiven rutschen schuiven schuiven rauchen Opium schuiven schuiven blechen, bezahlen schuiven populair | populär, salopppop schuiven populair | populär, salopppop esempi bij elkaar schuiven zusammenrücken bij elkaar schuiven laat mij maar schuiven! omgangstaal | umgangssprachlichumg lass mich nur machen! omgangstaal | umgangssprachlichumg laat mij maar schuiven! omgangstaal | umgangssprachlichumg