„riem“: zelfstandig naamwoord riemzelfstandig naamwoord | Substantiv subst Panoramica di tutte le traduzion (Fai clic sulla/Tocca traduzione per maggiori dettagli) Riemen, Gürtel, Hunde-Leine, halbes Ries, Gurt, 500 Bogen Riemenmannelijk | Maskulinum, männlich m riem riem Gürtelmannelijk | Maskulinum, männlich m riem Gurtmannelijk | Maskulinum, männlich m riem riem (Hunde-)Leinevrouwelijk | Femininum, weiblich f riem riem halbes Riesonzijdig | Neutrum, sächlich n riem 500 Bogenmannelijk meervoud | Maskulinum Plural mpl Papier riem riem esempi iemand een riem) steken jemandem Mut machen iemand een riem) steken roeien met de riemen die men heeft figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig sich nach der Decke strecken figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig roeien met de riemen die men heeft figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig